Het grote beleggingslexicon
Met veel plezier stelt Geldbank u het meest uitgebreide beleggingswoordenboek voor dat momenteel beschikbaar is. Met zo’n woordenboek zult u ongetwijfeld alle sleuteldefinities vinden om uw beleggingskennis te vergroten. Als u vragen hebt, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Wij zullen met plezier nieuwe definities aan ons woordenboek toevoegen.
A
Aandeel
Een eigendomsvorm die overeenkomt met een aandeel in het kapitaal van een bedrijf.
Aandeelhouder
Een rechtspersoon of natuurlijke persoon die aandelen in een vennootschap bezit. De status van aandeelhouder geeft toegang tot een deel van de waarde van de onderneming. Het geeft ook recht op een dividend, stemrecht op de algemene vergadering van aandeelhouders en recht op een liquidatiebonus in geval van vereffening van een vennootschap.
Aandelenbezit
Het percentage/aandeel van het kapitaal van een bedrijf dat in handen is van een ander bedrijf.
Aandelenkapitaal
Het geldbedrag dat in de vorm van aandelen wordt uitgegeven in ruil voor inbreng (in geld of in natura) door aandeelhouders of vennoten bij de oprichting van een vennootschap of daarna.
Abonnee
Men zegt dat een aandeel of effect ondergewaardeerd is wanneer het verhandeld wordt tegen een prijs die onder zijn intrinsieke waarde ligt.
Abonnement
De handeling waarbij een belegger aandelen van een vennootschap verwerft op het ogenblik van de uitgifte ervan in het kader van een kapitaalverhoging.
Afschrijving
Het gedeelte van de waarde van een goed dat overeenkomt met het verschil tussen de waarde ervan en de aankoopkosten of, afhankelijk van de context, de terugbetaling van een banklening of -krediet of van een gedeelte daarvan.
B
Belastingaftrek
Een belastingvermindering die gekoppeld is aan een investering, een schenking of een andere specifieke uitgave.
Belastingvoordeel
Een belastingkrediet of vermindering die door de belastingdienst wordt toegekend als tegenprestatie voor een investering of een uitgave van de belastingplichtige. Het belastingvoordeel dient om de nationale economie te stimuleren.
Belegging
De handeling van het investeren van fondsen om een mogelijke winst te verkrijgen.
Beleggingsfonds
Een financiële structuur die meestal wordt beheerd door een beheersmaatschappij namens een derde die in het kapitaal of de schuld van een bedrijf wil investeren.
Belegger
Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die effecten of activa (grondstoffen, kunst, onroerend goed) verwerft en verkoopt, die fondsen belegt om een inkomen of een meerwaarde te genereren, met het risico van verlies van kapitaal of gebrek aan inkomsten. Het is dit nemen van risico’s dat de belegger onderscheidt van de spaarder.
Beurskoers
De waarde van een financieel effect op een effectenmarkt op een bepaald ogenblik. Het is gebaseerd op vraag en aanbod.
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA)
Een handelsvennootschap waarvan de aansprakelijkheid van de vennoten beperkt is tot het bedrag van hun inbreng. Het kapitaal van een BVBA bestaat uit aandelen.
Beheersmandaat
Een handeling waarbij een particulier aan een derde (de agent) de volledige bevoegdheid geeft om zijn portfolio of zijn vermogen te beheren, ongeacht of het om onroerend, financieel of professioneel onroerend goed gaat.
Bedrijfsmodel
Een plan dat door een bedrijf is opgesteld om inkomsten en winst te genereren uit zijn activiteiten.
C
Certificaat
Een beursproduct dat over de toonbank verhandeld wordt en uitgegeven wordt door traditionele financiële instellingen zoals banken. Het wordt gebruikt om te speculeren op het rendement van een specifieke onderliggende waarde door gebruik te maken van een financiële hefboom.
Crowdfunding
Een financieringsmethode voor bedrijven waarbij veel mensen betrokken zijn, meestal via een erkend online crowdfundingplatform.
D
Diversificatie
Een beleggingstechniek waarbij geld wordt belegd in verschillende financiële producten waarvan de prijzen niet aan elkaar gekoppeld zijn. Op die manier wordt het totale risico van de portefeuille verminderd.
Dividend
De beloning voor de aandeelhouders, die overeenkomt met het deel van de winst dat aan hen wordt uitgekeerd.
De Beurs
De immateriële plaats waar financiële producten worden verhandeld volgens een georganiseerd systeem van notering. De beurs verwijst naar de markt waar aandelen worden uitgegeven en verhandeld.
E
Eigen vermogen
Op de balans van een bedrijf staat haar eigen vermogen als het totaal van de bedragen die de aandeelhouders hebben betaald plus de winst die het bedrijf in de loop van het jaar heeft gegenereerd en niet als dividend heeft uitgekeerd. Het eigen vermogen van een bedrijf is de waarde die het zou hebben als het al zijn eventuele schulden zou afbetalen en al zijn activa tegen hun boekwaarde zou verkopen, zonder rekening te houden met zijn ontwikkelingspotentieel.
Eigen vermogen van de aandeelhouder
Een beroep dat op persoonlijke titel, onder eigen verantwoordelijkheid, beroepsmatig onafhankelijk wordt uitgeoefend, op basis van passende kwalificaties en dat een algemeen belang dient.
Emittent
Een onderneming, staat of plaatselijke overheid die financiële effecten (aandelen of obligaties) uitgeeft om haar zaken of investeringen te financieren.
Exit
Term die door een belegger wordt gebruikt om de verkoop van zijn belegging aan te duiden (verkoop van de effecten die hij bezit).
ECB (Europese Centrale Bank)
Centrale Bank van de Europese Unie, belast met het monetaire stelsel van de euro.
Effecten
Een categorie van financiële instrumenten die een schuldinstrument (obligatie) of een eigendomsinstrument (aandeel) kan zijn met gestandaardiseerde kenmerken en rechten. Het wordt ook wel een financiële zekerheid genoemd.
Nominale waarde: de waarde die bij de uitgifte aan een effect gegeven wordt.
De waarde die bij de uitgifte aan een effect gegeven wordt.
Engeleninvesteerder
Een persoon die investeert in innoverende bedrijven (vaak start-ups) met een hoog groeipotentieel.
Eurogebied
Geografisch gebied dat bestaat uit de 19 landen van de Europese Unie die de euro als hun nationale munteenheid hebben aangenomen.
Euronext
Het grootste centrum ter wereld voor de notering van fondsen en obligaties. Euronext omvat de beurzen van Brussel, Parijs, Lissabon, Amsterdam, Milaan, Dublin en Oslo. Op de Euronext-beurzen worden aandelen, ETN’s, ETF’s, certificaten, warrants en obligaties genoteerd, maar ook derivaten zoals futures en opties (op valuta’s, indexen, grondstoffen, enz.).
F
Faillissement
Een faillissement betekent dat men zijn schulden niet meer kan terugbetalen. Juridisch gezien kunnen natuurlijke personen, handelaars en handelsvennootschappen failliet zijn.
Financiële besparingen
Alle beleggingen die een belegger doet in om het even welk beleggingsproduct (effecten, bankproducten, niet-beursgenoteerde bedrijven, levensverzekeringen, enz.)
Financiële zekerheid
Een eigendomsrecht dat meestal een aandeel in het kapitaal (aandelen) of een aandeel in de schuld (obligaties) van een onderneming of overheid vertegenwoordigt. Een financieel effect betaalt rendement in de vorm van rente of dividenden. Het wordt ook wel een zekerheid genoemd.
Financiële besparingen
Alle beleggingen die een belegger doet in om het even welk beleggingsproduct (effecten, bankproducten, niet-beursgenoteerde bedrijven, levensverzekeringen, enz.)
Forex
Forex, ook wel de valutamarkt of deviezenmarkt genoemd, is de markt waarop alle valuta’s van de wereld worden verhandeld.
Future
Een future, ook wel “termijncontract” genoemd, is een contract tussen twee partijen om een goed te kopen of te verkopen tegen een vooraf bepaalde toekomstige prijs en datum. Het is een afgeleid product dat de hoeveelheid en de aard van het onderliggende activum specificeert. Dit laatste kan een aandeel zijn, een index, een valuta, een grondstof,…
G
Gap
De periode gedurende welke de koers van een index of een effect heeft geschommeld, ook al heeft er geen notering plaatsgevonden (bijvoorbeeld tussen de sluiting van een handelssessie en de opening van de volgende). De gap is een veel voorkomend verschijnsel op de aandelenmarkt en wordt door analisten gebruikt om trends beter te begrijpen en erop te anticiperen.
Governance
De manier waarop een onderneming haar bestuur organiseert en de controle op haar beheer. Governance is het geheel van middelen dat door de onderneming wordt ingesteld om de doorzichtigheid en de integriteit te waarborgen van de financiële informatie die zij ter beschikking stelt van haar crediteuren en aandeelhouders.
Genoteerd / niet-genoteerd
Al dan niet aangeboden op een gereglementeerde effectenmarkt.
Grondstof
Een grondstof, materiaal of stof die gebruikt wordt bij de productie van halffabricaten en eindproducten en waarin belegd kan worden.
Globalisering
De tendens waarbij ondernemingen en beleggingsfondsen hun activiteiten uitbreiden tot buiten hun nationale markten. Dit heeft geleid tot een toenemende onderlinge koppeling van de wereldmarkten.
H
Holding
Een bedrijf dat een aandelenportfolio in één of meer bedrijven bezit, waardoor het gewoonlijk zeggenschap heeft.
Hefboomeffect
De verhouding tussen het belegde bedrag en het bedrag dat voor de belegger beschikbaar is. Het hefboomeffect is zowel opwaarts als neerwaarts.
Handelaar
Een persoon die voor eigen rekening of voor rekening van een andere persoon financiële producten op de markten koopt en verkoopt.
I
Index
In de context van de financiële markten is een index een virtuele portefeuille van effecten die een bepaalde markt of een deel daarvan vertegenwoordigt. Een index is dus een maatstaf voor de prestaties van een bepaalde markt.
Inflatie
Het inflatiepercentage is het stijgingspercentage van de prijzen van diensten en goederen. De inflatie wordt uitgedrukt in procenten en wordt berekend aan de hand van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Intrinsieke waarde (IV)
De waarde van een goed of bedrijf gebaseerd op de onderliggende perceptie van de werkelijke waarde ervan en rekening houdend met alle parameters van het bedrijfsmodel.
Individuele belegger
Een persoon die op persoonlijke basis en niet voor een organisatie of bedrijf effecten koopt en verkoopt.
J
K
Know your customer (KYC)
Beginsel dat voortvloeit uit MiFID en MiFID II en dat ervoor moet zorgen dat financiële instellingen hun klanten grondig kennen en opvolgen.
Kapitalisatie
De berekening van de toekomstige waarde van een belegd bedrag tegen een bepaalde rentevoet of, afhankelijk van de context, de waarde van een beursgenoteerde onderneming (marktkapitalisatie).
L
Liquiditeit
In de context van bedrijfsfinanciering is dit het vermogen van een onderneming waarmee ze kan voldoen aan alle financiële verplichtingen op korte termijn waaraan zij onderworpen is (betaling van leveranciers, salarissen, belastingen, eventueel krediet, enz.).
In de context van een financieel activum betekent liquiditeit de snelheid waarmee het gekocht of verkocht, zonder dat de prijs ervan noemenswaardig wordt beïnvloed.
In de context van een belegging is het de snelheid en het gemak waarmee de belegger geld kan terugkrijgen.
Levering
Het economische basisbegrip van de totale hoeveelheid van een bepaalde dienst of goed die beschikbaar is voor verkoop aan de consument.
Limit order
Ook wel “limietorder” genoemd. Een beursorder die via een effectenmakelaar wordt geplaatst en die een maximum/minimumprijs en een tijdslimiet vaststelt voor de aan- of verkoop van aandelen.
M
Makelaar
Een persoon of bedrijf dat een vergoeding of commissie vraagt om koop- en verkooporders voor een belegger uit te voeren.
Marktaandeel
Het percentage van de totale verkoop in een sector of markt dat een bedrijf over een bepaalde periode in handen heeft.
Meerderheid
Een aandeelhouder (natuurlijke of rechtspersoon) die meer dan 50% van de aandelen of van de stemrechten in een vennootschap bezit, en die zo de meeste beslissingen betreffende het leven van de vennootschap kan nemen. In de statuten van de onderneming is echter vaak bepaald dat voor het nemen van belangrijke beslissingen een hoger eigendomsniveau vereist is. Dit staat bekend als een gekwalificeerde meerderheid.
MiFID/MiFID II
De MiFID is een Europese richtlijn die de regels vastlegt waaraan financiële instellingen moeten voldoen in het kader van de beleggingsproducten die zij aanbieden of het advies dat zij aan particulieren geven.
Minderheid
Een aandeelhouder (natuurlijke of rechtspersoon) die minder dan 50% van de aandelen of stemrechten in een bedrijf bezit en die beperkte mogelijkheden heeft om in het bedrijf te participeren. In de statuten van vennootschappen wordt echter vaak bepaald dat een lager eigendomsniveau voldoende is om de minderheidsaandeelhouder in staat te stellen om zich tegen een besluit van de Algemene Vergadering te verzetten.
N
Nietigheid
Nietigverklaring met terugwerkende kracht van een overeenkomst of handeling wegens de wettelijke niet-naleving ervan.
Natuurlijk persoon
In het Belgisch recht, een persoon die een entiteit vormt in de ogen van de wet. Term die gebruikt wordt ter onderscheiding van de rechtspersoon.
Naamloze vennootschap (NV)
Handelsvennootschap met aandelen. In België is het minimumaantal aandeelhouders twee. De NV is een vennootschapsvorm die vooral door grote Belgische ondernemingen wordt gekozen.
O
Obligatie
Een verhandelbaar effect dat een aandeel in een lening vertegenwoordigt, uitgegeven door een bedrijf, regering, plaatselijke autoriteit of financiële instelling.
Omzet
Het bedrag dat overeenkomt met de som van de door een bedrijf verkochte producten of diensten.
Overwaardering
Men zegt dat een aandeel of effect overgewaardeerd is, wanneer de prijs ervan te hoog lijkt in verhouding tot de basisgegevens van de activiteiten van het bedrijf.
Optie
Een optie is een recht om tegen een premie een onderliggende waarde (aandeel, grondstof, valuta of index) te kopen of te verkopen tegen een bepaalde prijs en gedurende een bepaalde periode.
Onderwaardering
Men zegt dat een aandeel of effect ondergewaardeerd is wanneer het verhandeld wordt tegen een prijs die onder zijn intrinsieke waarde ligt.
Onderliggende waarde
Een onderliggende waarde is een financieel actief waarop een afgeleid product betrekking heeft. Een onderliggende waarde kan een grondstof, een aandeel of een valuta zijn. Het kan betrekking hebben op alle soorten financiële activa, maar ook op een derivaat (in dat geval wordt het een derivaat van een derivaat-actief genoemd).
P
Professionele belegger
Een belegger met een goede kennis van financiële instrumenten en markten. Een beroepsbelegger kan een professional zijn door zijn aard of door zijn criteria.
Prestaties
Een analytisch element, uitgedrukt in een percentage, aan de hand waarvan een financiële investering kan worden beoordeeld. Het is een essentiële parameter om de aantrekkelijkheid van een investering te bepalen.
Portfolio
Alle financiële activa in het bezit van een belegger (natuurlijke of rechtspersoon).
Participatieve financiering: zie Crowdfunding
Pensioenfonds
Een financiële structuur die het geld van actieve spaarders belegt om hun op een later tijdstip een pensioen/lijfrente uit te keren.
Q
Quorum
Het minimumaantal leden van een vergadering dat nodig is om een besluit te nemen en te stemmen om geldig te zijn.
R
Recessie
Een periode van economische neergang.
Return
Een percentage dat de prestatie van een product of goed meet. In praktische termen drukt het rendement uit wat een effect oplevert.
Rentabiliteit
Het begrip rentabiliteit is van toepassing op bedrijven, maar ook op elk soort beleggingsproduct. Het wordt geraamd door te kijken naar de verhouding tussen de gegenereerde of verwachte inkomsten en de middelen die nodig zijn om ze te verkrijgen.
Rechtspersoon
Volgens de Belgische wet moet een rechtspersoon met naam identificeerbaar zijn en een nationaliteit en een zetel hebben. Zij heeft de bevoegdheid om contracten te sluiten en rechtsvorderingen in te stellen en kan activa bezitten.
Reserves
Het gedeelte van de winst van een bedrijf dat niet aan de aandeelhouders is uitgekeerd in de vorm van dividenden. Het is een maatstaf voor de verhouding tussen de inkomsten die gegenereerd worden of naar verwachting gegenereerd zullen worden en de middelen die nodig zijn om ze te verkrijgen.
Risico
De mogelijkheid van, of het zich voordoen van, een onzekere toekomstige gebeurtenis die negatieve gevolgen zou hebben voor een situatie of een economische actor. Het risiconiveau komt tot uiting in een verandering van de waarde van een financieel effect.
Risicopremie
Het extra rendement dat een aandeel op een belegging biedt, waardoor een belegger wordt beloond voor het nemen van een groter risico (in tegenstelling tot een risicoloze belegging). De waarde van de risicopremie wordt bepaald door de schommelingen van het risiconiveau van het aandeel of de aandelenindex.
De waarde van de risicopremie wordt bepaald door de schommelingen in het risiconiveau van het aandeel of de aandelenindex.
Het verschil in waarde tussen de nominale waarde van een effect en de prijs waartegen erop ingeschreven is.
S
Schaarste
De schaarste van een hulpbron in de economische context betekent dat iets in beperkte hoeveelheden beschikbaar is.
Schuld
Bedrag dat aan een schuldeiser (bank, financiële instelling, organisatie, particulier, partner, …) verschuldigd is.
Solvabiliteit
Het vermogen van een natuurlijke of rechtspersoon om zijn schulden af te lossen en alle financiële verplichtingen op korte, middellange en lange termijn na te komen.
Sparen
Het saldo dat een persoon overhoudt na al zijn uitgaven van al zijn inkomsten over een bepaalde periode te hebben afgetrokken.
Spreiden
Het verschil tussen de bied- en laatkoers van een effect of goed.
Speculant
Een persoon die handelt in financiële producten en dus transacties doet die waarschijnlijk hoge, maar onzekere winsten zullen opleveren.
Start-up
Een jong, meestal innoverend bedrijf met een aanzienlijk groei- en ontwikkelingspotentieel, maar ook met een hoog risico wegens een over het algemeen negatieve vrije cash flow (omzet die er niet is of die de uitgaven niet dekt).
Statuten
Een juridisch document dat de werking van een vennootschap bepaalt. De statuten bepalen onder meer de vorm, het doel, de duur, de zetel, de naam en het kapitaal van een vennootschap. Zij kunnen worden gewijzigd door een stemming van de aandeelhouders op de Algemene Vergaderingen en volgens de procedures die in de genoemde artikelen zijn vastgesteld.
Stop order
Een marktorder die via een effectenmakelaar wordt geplaatst en waarbij een maximum/minimumprijs en een tijdslimiet worden vastgesteld voor het kopen of verkopen van aandelen. Een beursorder die via een effectenmakelaar wordt geplaatst en waarbij een prijs wordt vastgesteld die de order om het aandeel te verkopen activeert.
T
Tracker
Een term die van toepassing is op fondsen die ernaar streven het rendement van een bepaald aandeel of een bepaalde index te volgen. Een tracker stelt elke belegger in staat een index te bezitten zonder de aandelen te hoeven kopen die de index bepalen.
Turbo
Een afgeleid product met hefboomwerking dat gebaseerd is op de prijs van een onderliggende rente en dat beleggers in staat stelt te wedden op de stijging of daling van de onderliggende rente zonder deze te hoeven bezitten.
U
Uitgiftepremie
Het verschil tussen de uitgifteprijs van een aandeel en de nominale waarde ervan.
V
Vraag
Een fundamenteel economisch principe dat uitdrukking geeft aan de wens en de bereidheid van de consument om een bepaalde prijs te betalen voor een dienst of goed.
Vraag en aanbod
De hoekstenen van de economie. Elk goed of elke dienst wordt, op zijn eigen manier, beïnvloed door veranderingen door vraag en aanbod.
Vermogens- en passivagarantie
Dit is een garantiecontract dat aan de koopakte wordt gehecht en de koper in staat stelt een boekhoudkundige overwaardering van de activa of een onderwaardering van de passiva te compenseren. In dergelijke gevallen betaalt de verkoper een schadeloosstelling aan de koper.
Vaste activa
Een goed dat door een onderneming wordt verworven en dat bestemd is om door haar te worden gebruikt en behouden gedurende een periode van minstens één jaar.
Verhouding
Een verhouding tussen twee waarden van dezelfde soort, gewoonlijk genomen uit een balans of een resultatenrekening en gebruikt als een indicator van vergelijking of prestatie.
Valuta
Het betaalmiddel van een land, bestaande uit munten en bankbiljetten.
Voorkeursrecht
Het recht van aandeelhouders om bij voorrang aandelen te verwerven.
Voorraad
Grondstoffen, halffabricaten en eindproducten die de activa van een bedrijf vormen en in voorbereiding zijn of klaar zijn voor de verkoop.
Volatiliteit
De volatiliteit van een prijs drukt zijn neiging uit om van zijn historisch gemiddelde af te wijken. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de historische volatiliteit, die berekend wordt op basis van de veranderlijkheid van de prijs van een effect, en de historische volatiliteit.
Vruchtgebruik
Een recht dat een persoon (de vruchtgebruiker) het recht geeft te profiteren van een goed dat eigendom is van een andere persoon (de blote eigenaar). De vruchtgebruiker heeft dus het recht om het goed te gebruiken, maar ook het recht om er eventuele inkomsten uit te ontvangen (de vruchten) en is verplicht om voor de instandhouding ervan te zorgen.
W
Wall Street
Straat in Manhattan, waar de beurs van New York is gevestigd. De term wordt het vaakst gebruikt om de financiële wereld in het algemeen aan te duiden.
Waardering
Het proces waarbij de waarde van een goed wordt bepaald.
Warrant
De term “warrant” wordt gebruikt om te verwijzen naar een kooporder die het mogelijk maakt een financieel activum te kopen of te verkopen volgens vooraf vastgestelde voorwaarden van duur en prijs. De warrant behoort tot de familie van beursgenoteerde producten, zoals aandelen, obligaties of certificaten.
Winst
Een positief saldo tussen de totale uitgaven en de totale inkomsten van een bedrijf. Winst is een positief nettoresultaat van een onderneming na belastingen. Als het resultaat negatief is, wordt het een tekort of verlies genoemd.
Woeker
Dit wordt gedefinieerd als het uitlenen van geld tegen een hogere rentevoet dan wettelijk is toegestaan. Woeker is dus een onwettige praktijk.